De jonge planten heb ik in een klein hoekje geplant en verder laten groeien. Ik moet helaas een beetje woekeren met de ruimte want ik had ze graag meer ruimte gegeven, maar dat heb ik gewoon niet. Ze staan dus wat dicht op elkaar. Ik zal kijken of ik ze komende winter wat ruimer weg kan zetten.
Desondanks zijn ze goed gegroeid, wat stormen en ander noodweer overleefd en beginnen ze wat andere kenmerken te tonen. Alle planten hebben hun eigen kleine eigenaardigheden.
Zo tonen een paar planten die sterk gegroeid zijn, aan een aantal tertiare twijgjes, de bekende quasi tegenoverstaande bladstand zoals we dat kennen van de bittere wilg.
Quasi tegenovergestelde bladstand. |
De meest harige van het gezelschap. Overigens zijn de haren wolachtig en niet zijdeachtig zoals je dat bij S. viminalis ziet. |
Verder lijken ook de bladranden van de planten wat te verschillen. Sommige vertonen kenmerken van S. viminalis en andere hebben juist een eenvoudig gekarteld randje.
Ik ga het nog weer een jaar aankijken. Ik ben wel iets verrast over de variatie die ik zie. Ik had wat meer homogeniteit verwacht. Nu direct heb ik er niet zo heel veel meer over te melden.